Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad, en nadat ik mijzelven ben [66]bekend gemaakt, heb ik op de [67]heup geklopt, ik ben beschaamd, ja, ook [68]schaamrood geworden, omdat ik de smaadheid [69]mijner jeugd gedragen heb. 66. Verlicht zijnde door den Heiligen Geest, tot kennis van mijzelven en Gods genade. 67. Dat is, getreurd of misbaar bedreven, gelijk degenen doen, die hartzeer en groten weedom gevoelen; alzo Ezech.21:12. 68. Of, te schande geworden. 69. Die ik mij met mijn grove en menigvuldige zonden, in voortijden, als door jeugdelijke domheid, en bijzonderlijk in de woestijn, idem in mijn bloeienden staat, op den hals heb gehaald. Van Israels jeugd zie boven hfdst.2 vs.2; Hos.2:2, en Hos.11:1, enz.